Met de Britse terugtrekking uit de Europese Unie zal de machtsbalans tussen de nationale regeringen van de lidstaten in de Raad van de EU veranderen, zo veel is zeker. De vraag is nu wie zijn er gebaat bij Brexit en wie niet? Voornamelijk Frankrijk en Italië zullen er een sterkere positie op nahouden, terwijl de Nederlandse, Zweedse en Luxemburgse ministers opzoek kunnen gaan naar nieuwe partnerschappen.
Momenteel zijn er drie grote lidstaten die, wanneer ze samenwerken, de beslissingen kunnen nemen binnen Europa. Het gaat om Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Met deze drie aan het roer kan men spreken van een evenwicht binnen de Raad. Ze zijn het namelijk niet snel met elkaar eens, waardoor de kleine en middelgrote landen ruimte hebben om coalities aan te gaan en hun eigen belangen te vertegenwoordigen. Wanneer de grote drie het constant eens zouden zijn, zouden kleinere landen door hen gedomineerd worden.
Het vertrek van de Britten uit de EU betekent een verstoring van dit evenwicht. Frankrijk en Duitsland kunnen na Brexit de touwtjes in handen nemen. Met de verkiezing van Macron kwam dit vooruitzicht dichterbij. De Franse president kan met de Duitse bondskanselier Merkel verder bouwen aan een federaal Europa zonder dat het liberale Verenigd Koninkrijk daarbij in de weg zit.
Als Duitsland en Frankrijk het in Europa met elkaar moeten uitvechten op een bepaald punt, zal Parijs aan het langste eind trekken op basis van stemuitslagen binnen de Raad. Op het eerste gezicht lijkt het dat Duitsland het meeste profijt heeft van Brexit aangezien Berlijn het minst vaak op één lijn zat met Londen (zo blijkt uit het stemgedrag in de Raad tussen 2009 en 2016 gedocumenteerd door VoteWatch Europe). De crux zit hem echter in het feit dat Frankrijk betere kaarten heeft om wetgeving tegen te houden.
Wanneer lidstaten in de minderheid zijn, proberen ze in de Raad een blokkerende minderheid te vormen waarmee wetsvoorstellen van de Commissie tegen gehouden kunnen worden. Hiervoor zijn minstens vier lidstaten nodig die ten minste 35% van de EU’s bevolking vertegenwoordigen. Voor Duitsland en Frankrijk komt het er in feite op neer dat er een andere grote of middelgrote lidstaat mee moet doen om een voorstel te blokken. Duitsland stemt niet vaak hetzelfde als andere middelgrote en grote lidstaten. Frankrijk, aan de andere kant, vindt vaak overeenkomsten in politieke voorkeuren met Italië en Roemenië. Hierdoor lijkt het erop dat Frankrijk eenvoudiger tot een sterk stemgeluid komt binnen de Raad en heeft het derhalve meer profijt van Brexit dan Duitsland
Vanwege de regel van de blokkerende minderheid kunnen grote pro-Europese lidstaten als Italië en Spanje, met respectievelijk 15% en 10% van de bevolking van EU27, aanzienlijk meer macht vergaren binnen de EU. Voor Euro-sceptische landen, zoals Polen (9%), is het lastiger om een sterk blok te vormen aangezien ze in hun kritiek veelal verdeeld zijn over verschillende beleidsterreinen. Naar alle waarschijnlijkheid zal Italië, dat vaak een partner vindt in Frankrijk, zodoende het meest baat hebben van Brexit. Sommigen zien in Italië het nieuwste lid van de grote drie.
Naast de winnaars, Italië en Frankrijk, zijn er ook verliezers. De landen die het meest op één lijn zitten met het stemgedrag van de Britten, zijn Ierland, Luxemburg, Zweden en Nederland. Uit een onderzoek van de KU Leuven blijkt dat het stemgedrag van de Britten en Nederlanders correleerde voornamelijk binnen de raadsformatie Vervoer, Telecommunicatie & Energie. Voor Zweden geldt dat er een sterke correlatie was op het gebied van Algemene en Buitenlandse Zaken. Op basis van stemmingen in de Raad kan er geconcludeerd worden dat de Nederlandse minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken hard opzoek kunnen gaan naar nieuwe bondgenoten. Wellicht kunnen ze bij de Duitsers op de deur kloppen.